Sneek – Van der Werf

Firma Gebr. M. en G. Van der Werf aan de WâldfeartGerlof en Molle van der Werf richtten in het oorlogsjaar 1940, het eerste professionele rondvaartbedrijf in Sneek op. Zij begonnen rondvaarten met de 'Wetterwille', een stoomboot die elders had gefungeerd als rondvaartboot. Het schip lag afgemeerd aan de Jousterkade. Tot op heden is dit de vaste aanlegplaats van Rondvaartbedrijf M. van der Werf. Momenteel ligt er de 'Toerist V', die sinds 2000 in de vaart is.
De firma Van der Werf heeft ook een scheepsbouwbedrijf aan de Woudvaart gehad. De voormalige Barkmeijer werf waar nu de ‘Jachtwerf Joh. Van der Meulen’ gevestigd is.

Minne Molles van der Werf

Minne Molles van der Werf (*05-12-1851 te Kooten - †14-03-1926 te Sneek) was afkomstig uit een hervormd geslacht. Hij was werkzaam op de werf die zijn pake Minne Haykes (*1794 - †1853) op de Kooten was gestart en was daarnaast kastelein in Kootstertille en sluis- en brugwachter. Minne Molles had daarnaast scheepsbouwervaring in Bergum opgedaan. Op de werf aan de Bergumerdam was Minne Molles van 1884-1902 scheepstimmerman geweest. Deze helling had hij verkocht aan zijn neef Pieter Ates van der Werff (*1845 - †1922). Na de verkoop van deze houtwerf keerde Minne Molles weer terug naar Kootstertille. Minne Molles en zijn oudere zoons werden werkzaam op de ijzerwerf van Minne Molles zijn jongere broer Joon Molles (*1856 - †1934). Daar zullen ze zich zeker degelijk in de ijzerbouw bekwaamd hebben, want anders zouden ze het aankomende avontuur in Sneek niet zijn aangegaan.

In het Nieuwsblad van het Noorden stond op 11 november 1905 een advertentie, waarin de gebroeders Barkmeijer uit Sneek hun werf te koop aanboden. E.e.a. werd omschreven als: “Scheepstimmerwerf voor ijzeren schepen met bijbehorende huizen, schuur, werkplaats en erf gelegen aan de Woudvaart te Sneek, .... In de koop zijn inbegrepen alle goederen, die geacht kunnen worden tot de scheepstimmerwerf te behoren, als: vier ponsmachines, twee knipscharen, een buigmachine, twee ijzeren vlakplaten, een houten vlakplaat, twee langshellingen met sleepen enz.” De koopprijs bedroeg fl. 14.000,-. Minne Molles wou weer zelfstandig verder en vestigde zich per 12 mei 1906 op 55 jarige leeftijd als scheepstimmerman op de voormalige Barkmeijer werf te Sneek.
Het eerste schip dat Van der Werf afleverde in Sneek, was ‘De Volharding’ voor Jan Stok uit Sneek. Dit schip werd op 16 juni 1906 gemeten [S 742 N], twee weken nadat hij als hellingbaas was begonnen. Het zal toen al halfklaar op de helling hebben gestaan. De vier oudste zonen van Minne Molles hielpen hun vader hierbij op de werf aan de Woudvaart.
De eerste vier jaar bouwde hij gemiddeld acht skûtsjes per jaar. Met deze bijna gelijke productie als in de laatste jaren van Barkmeijer kunnen we aannemen dat de moderne industriële organisatie van het bedrijf was overgenomen. Wellicht dat het gehele personeel was overgenomen om de strakke organisatie en perfecte logistiek voort te kunnen zetten. Daarnaast bouwde hij tjalken van 80 tot 120 ton, motorvrachtschepen, pramen en enkele jachten. Een skûtsjecasco was meestal in een week of vijf klaar. Zoals bij meer werven in Friesland was 1909 een topjaar, toen er ook hier tien skûtsjes van de helling gleden. Daarna liep de skûtsjebouw fors terug. Het afzetgebied van de Sneker werf strekte zich uit over heel Friesland, met een concentratie op een ruime cirkel rond Sneek. Uitschieters waren leveringen naar St. Anna Parochie, Ternaard, Meppel en Oosterwolde. Tussen 1906 en 1925 zijn op de werf in ieder geval 61 roefschepen gebouwd. In 1925 werd het laatste skûtsje gebouwd. Dat was voor J. & S. Heerema uit St. Anna Parochie. Het schip [L 1649 N] ‘Jonge Jan’ geheten, was 17,61 m lang en mat 41,407 ton. Het kleinste skûtsje dat gebouwd werd was 13,04 m lang en 3,30 m breed [S 770 N], 1907. Opdrachtgever was Erven B.J. Feenstra uit Sneek. In 1917 werd het grootste skûtsje de ‘Nieuwe Zorg’ [S 1152 N] gebouwd voor Floris de Vries uit Oudega (W) met een lengte van 20,54 m en breed 3,83 m, het mat 55,170 ton. De gemiddelde tonnage van al de gebouwde skûtsjes bedroeg 36,4 ton. Na 1910 werden de schepen langer dan 16 meter gebouwd, op een enkel beurtschip na.
Het meest aansprekende skûtsje is de in 1911 in opdracht van schipper-brandstofhandelaar Petrus van Vellinga uit Sneek gebouwde ‘De Drie Gebroeders’ [S 993 N]. Zoals blijkt uit het bestek dat bewaard is gebleven zou het schip 17,83 m lang worden en 3,53 m breed. Volgens de meting, die op 8 mei 1911 te Sneek plaatsvond, waren de werkelijke afmetingen 17,89 en 3,58 m. De bouwers hadden zich dus redelijk aan het bestek gehouden. Het schip werd gemeten op 38,737 ton. Op 4 oktober 1919 verkocht Van Vellinga het schip aan Willem Bouwhuis uit Poppingawier en kreeg het de naam ‘De Onderneming’. Bij de hermeting mat het schip nu 42,109 ton, bijna 3½ ton meer. Mogelijk was de indeling veranderd of de den iets verhoogt. Het werd het eerste skûtsje dat de Stichting Heerenveenster skûtsje in 1956 aankocht. In 1957 werd het omgedoopt in ‘Gerben van Manen’. Vanwege zijn witte kleur werd het skûtsje ook wel min of meer spottend ‘Willem Barentsz’ genoemd. Heerenveen zou hier tot 1961 mee zeilen in SKS totdat zij de huidige ‘Gerben van Manen’ [L 1418 N], een Piipster uit 1915, aankochten.
De activiteiten van de werf werden door Minne Molles uitgebreid met de bouw van houten vaartuigen. Het oudst bekende houten schip daar gebouwd dateert uit 1913. Het was een eikenhouten tjotter van 4,73x2,49 m, gebouwd met karveelbeplanking. Deze tjotter, ‘Jonge Minne’, werd gebouwd door scheepstimmerman Tjibbe Hiemstra, die het vak op de werf Van der Zee te Joure had geleerd. Het schip kreeg dan ook duidelijke ‘Jouwster’ lijnen. In 1934 is door de toenmalige eigenaar Dirk Verweij de tjotter onder de naam ‘Sperwer’ verkocht aan het Marines Museum te Newport USA en maakt nu onderdeel uit van een collectie van ruim 100 verschillende typen originele schepen, die daar tentoon worden gesteld.

Molle en Gerlof van der Werf

In 1919 verkocht Minne Molles van der Werf, hij is dan 68 jaar, de werf aan zijn zonen Molle Minnes en Gerlof Minnes, die dan resp. 33 en 29 jaar oud zijn. Ze lieten het bedrijf op 14 mei 1921 inschrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, de 'burgerlijke stand' van bedrijvig Friesland, onder de naam ‘Firma Gebr. M. en G. Van der Werf’ te Sneek. Na het overlijden van Minne Molles komt de werf volledig onder regie van zijn twee zonen, Molle Minnes (*13-01-1887 te Bergum - †17-06-1973 te Sneek) en Gerlof Minnes (*06-09-1890 te Bergum - †1980 te Sneek). Hun andere broer Joon Minnes (*19-03-1894 te Bergum - †02-04-1975 te Sneek) liet zich uitkopen. In deze periode zijn hier vooreerst een aantal beurtscheepjes gebouwd evenals een aantal binnenvaart- en motorschepen, waarbij gebruik gemaakt werd van een elektrische dwarshelling van 50 m met een zestal hellingbanen. De helling lag aan de westkant van het hellinggat, parallel aan de Woudvaart. In latere jaren is deze dwarshelling verplaatst en ligt nu naast de zuidelijke timmerschuur en staat haaks op de vaart.
Oorspronkelijk werd hier uitsluitend aan staalbouw gedaan. De crisis van de jaren '30 bracht hen ertoe om naast nog wat reparatiewerk ook weer meer aan houtbouw te gaan doen. De houtbouw was nooit helemaal weggeweest. Vooral de populaire kleine en grote BM-ers, maar ook andere zeilschepen zorgden voor de benodigde inkomsten. Zover bekend zijn hier in totaal vijftien kajuitzeiljachten van het type Sneekermeers gebouwd. De ‘Fêste Koers’, de ‘Roodhuid’ en de ‘Touchwood’ zijn, voor zover bekend, hier de laatste exponenten van. De Sneekermeers van Van der Werf zijn duidelijk wat minder sierlijk in vergelijking met die van jachtwerf van Kuipers. De vrijboorden en kajuit zijn hoger en de achterzijde komt minder los van het water. Aangezien de beide heren Van der Werf zelf geen echte timmerlieden waren, bepaalde de kwaliteit en inzicht van de knechten de bouw- en houtsoort van deze schepen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog wilden Molle Minnes en Gerlof Minnes beslist niet voor de Duitsers werken. Zo hebben ze ook geweigerd om motorspitsen voor de Duitsers om te bouwen tot landingsvaartuigen. Deze zouden bedoeld zijn om bij een invasie op Engeland te worden ingezet. De kop van zulke schepen moest dan worden afgesneden en vervangen door een landingsklep. Molle Minnes en Gerlof Minnes keerden daarop de scheepsbouw de rug toe en verkochten de werf met bijbehoren. In mei 1942 is de werf dan verkocht aan Johannes Theodorus Fikkers (*16-09-1883 te Oude Vallaat - †05-03-1948 te Wieringen) uit Muntendam die het op 10 januari 1947 in eigendom overdeed aan de zijn zoon Bernardus Johannes Fikkers (*17-02-1913 te Muntendam - †29-08-1998 te Sneek), om vervolgens op 28 april 1958 te worden verkocht aan de heer Adrianus van Nugteren (*18-10-1917 - †23-01-2001 te Sneek). Johannes Theodorus Fikkers kwam een jaar later nadat hij de werf had overgedaan aan zijn zoon n.a.v. een auto-ongeluk op de Afsluitdijk om het leven. Van Nugteren werd vooral bekend als bouwer van stalen kotters en Kempenaars. In 1961 verwierf Tjeerd van der Meulen (*1908 - †1994) het eigendom van de eerste ijzerwerf in Friesland. Op het terrein van de werf aan de Selfhelpweg 11 is nu vanaf die tijd gevestigd de fa. Joh. van der Meulen en Zn. De omgeving van de werf zag er in 1961 nogal wat anders uit dan nu. De Selfhelpweg bestond nog niet. Als het moest kon je te voet over een smal paadje langs het water de werf bereiken. in de praktijk gebruikte iedereen 'het pondje'. Een ijzeren bak met een ketting, die over twee schijven liep. Aan de kant van de Woudvaartkade stond een trapje om op de kade te komen. Je trok je naar de overkant door de ketting naar binnen te halen, die achter je door zijn eigen gewicht weer in de vaart verdween.
Sindsdien is de werf weer volledig een ‘houten’ helling van vooral Friese zeilschouwen. De oorspronkelijke dwarshelling is nog aanwezig, zij het in sterk vervallen toestand. Hij wordt nog gebruikt voor schepen tot een lengte van 25 m en tot een gewicht van 60 ton.

De gebroeders Molle Minnes en Gerlof Minnes van der Werf hadden samen hun werf aan de Woudvaart in Sneek. In 1940, al voor de verkoop van de werf, waren de ondernemende broers begonnen met de verhuur van jachten en begonnen met de SS ‘Wetterwille’, een rondvaartbedrijf en een veerdienst van Sneek naar het Paviljoen aan het Snekermeer. Hiermee traden ze wederom in de voetsporen van hun vader die vanaf 1897 ook al de Bergumer stoombootdienst had geëxploiteerd, met een dienst op Leeuwarden en Groningen.
Molle Minnes en Gerlof Minnes lieten hun bedrijf pas op 7 januari 1948 registreren bij de Kamer van Koophandel en vermelden daarbij dat hun firma sinds 1 juni 1945 bestond. De samenwerking duurde tot 1 januari 1951. Bij de ontbinding van de firma kreeg Molle Minnes de inmiddels aangeschafte motorboot ‘Paviljoen I’ met recht tot exploitatie van de paviljoendiensten, terwijl Gerlof Minnes de stoomboot ‘Wetterwille’ toebedeeld kreeg, met het recht tot exploitatie van rondvaarten. Dit bedrijf verzorgt, geleid door de vierde generatie, nog steeds vanuit Sneek dagtochten. De broers stonden ook gezamenlijk aan de wieg van de Skûtsjecommissie Sneek waarvan Molle Minnes de eerste voorzitter was. In 1944 organiseerden zij de eerste wedstrijd voor vracht- en beurtschepen die later tot de huidige wedstrijden SKS skûtsjesilen zou leiden.
Laatst gewijzigd op: 11 augustus 2015

ga naar onze facebookpagina