www.skutsjehistorie.nl
Lemmer – Gebroeders De Boer
Volgens letters in de dakpannen dateren de gebouwen op de werf uit 1902. Maar de werf aan de Zeedijk (nr. 10) dateert al van eerder. De familie De Boer staat in Lemmer bekend als de makers van Lemsteraken. Grondlegger van de De Boer-werf in Lemmer is Pier Klazes de Boer.Pier Klazes de Boer
Pier Klazes de Boer (*27-09-1837 te Woudsend - †23-04-1904 te Woudsend) was een zoon van Klaas Ennes de Boer en Grietje Piers Noorderwerf en trouwde op zondag 21 juli 1867 in Lemmer. Het kerkelijke huwelijk vond ook plaats op dezelfde datum in Lemmer.
Pier Klazes de Boer werkte volgens familie-overlevering eerst als scheepstimmerknecht op een werf in zijn geboorteplaats Woudsend en bij Jan Jans Bos (*1839 - †1910) op de scheepstimmerwerf in Delfstrahuizen op de hoek Tjonger-Pier Christiaanssloot en waarschijnlijk eveneens op de werf van Poppe Cornelis Bakker aan de Kortestreek in Lemmer.
In december 1874 kochten de scheepstimmerknechten Pier Klazes de Boer en Thijs van der Vaart (*1828 - †1888) een groot stuk land waar Pier Klazes in 1875 samen met zijn vrouw Sjoerdtje Harmens Visser (*13-10-1841 te Lemmer - †20-04-1929 te Lemmer) een houten scheepshelling op zetten die in 1876 begon te draaien door de opkomst van de Zuiderzeevisserij. Compagnon Thijs zal zich het derde wiel aan de wagen hebben gevoeld en verliet al snel de nieuwe werf. In 1877 ging de eerste botaak van 36 voet lang er te water. Het schijnt dat Sjoerdtje, die ‘de broek aan had met een leren kont’, een belangrijk aandeel had in de bouw en de vormgeving van de aken. Sjoerdtje kon vanuit haar huisje toekijken op de bouw van de aken. Zoals gezegd werden de schepen vooral op gevoel gebouwd.
Zij zag dan ook direct wanneer er iets niet goed ging en rende vervolgens het huis uit om op niet mis te verstane bewoordingen aan te geven wat er fout was en hoe het veranderd moest worden. Tot 1882 werd merkwaardigerwijs noch in de gemeenteverslagen noch in de snijboeken van zeilmaker De Vries melding gemaakt van bij De Boer gebouwde schepen. In 1882 werden dan twee (bot)aken gebouwd en dat ging vervolgens zonder onderbreking door tot zes schepen per jaar toe. Het ging hierbij voornamelijk om aken, botaken, aakschepen en botters. Van bijna al deze schepen zijn de lengten, variërende van 35 tot 45 voet, bekend uit de snijboeken van de zeilmaker. De naam Lemsteraak komt in de gemeenteverslagen nergens voor. Deze naam kwam in 1898 pas in de snijboeken van Molenaar voor en dan voor een voor Belgische rekening gebouwd plezierjacht.
In 1899 besloot Pier Klazes de Boer ook ijzeren schepen te gaan bouwen. Het merkwaardige was nu dat deze - en alle volgende - ijzeren schepen niet meer op het oog en m.b.v. oude mallen werden gebouwd, maar volgens tekening. Pier Klazes zijn zoon Dirk de Boer (*1877 - †1961) moest in Papendrecht tekenles nemen. De ongeduldige Pier Klazes vroeg na vier weken al “of hij het al kon”. Dirk moest maar terugkomen, omdat hij niet langer op de werf kon worden gemist. En op basis van deze beperkte kennis werd toen de eerste ijzeren aak getekend en gebouwd. Het werd een breed, zwaar schip, met te veel kop en te weinig kont. Deze eerste opdracht aan de
Scheepswerf De Boer in Lemmer voor het bouwen van een ijzeren aak, werd gegeven door ‘Grutte’ Steven Visser in 1900. Maar het ijzer was toen weerbarstig. De zwaardklampen lagen in het water, er zat een knik in het berghout en hij was te smal in zijn kont, dus
‘Grutte’ Steven keurde hem af. Deze eersteling heeft gevist als LE28 (Willem van der Bijl) en is later in bezit geweest van Yge Blom. Daarna werd de LE74 gebouwd. Ze viel helaas bij de tewaterlating in 1900 van het wagentje, waardoor de vingerlingen er af spatten. Waarschijnlijk was hij daardoor pas in 1901 in de vaart gekomen. Met deze aak is tot 1958 door Frans en Steven Visser gevist. Frans en Steven ware de zoons van ‘Grutte’ Steven, die als enige in de Zuiderzee beide zwaarden tegelijk kon ophalen. Bovendien had hij in 1906 tijdens een zware storm 5 of 6 mensen uit de mast van een Lemster boot gehaald tijdens een spectaculaire reddingsactie.
Gebroeders De Boer
In het jaar 1900, toen het derde ijzeren schip van stapel liep, was er inmiddels heel wat gebeurd. Niet het minst als uitvloeisel van drankmisbruik, dat ook later het trieste levenseinde van Pier Klazes beïnvloedde, werd het huwelijk tussen Pier en Sjoerdtje op 13 augustus 1900 helaas ontbonden en de werf werd tussen de beide echtelieden gedeeld. Sjoerdtje liet nog wel in datzelfde jaar op haar gedeelte van de werf de derde ijzeren aak te water. Deze LE56 vaart heden ten dage nog als jacht. In 1901 werd Pier door vier van zijn zoons, Harmen de Boer (*19-01-1869 te Lemmer - †13-03-1939 te Lemmer), Klaas de Boer (*19-08-1873 te Lemmer - †03-05-1950 te Lemmer), Dirk de Boer (*14-01-1877 te Lemmer - †18-01-1961 te Lemmer) en Hendrik de Boer (*11-01-1885 te Lemmer - †19-09-1972 te Lemmer) die zich in scheepsbouw bekwaamd hadden, uitgekocht en hetzelfde gebeurt iets later met Sjoerdtje, nadat ze inmiddels nog drie aken had gebouwd. De onroerende goederen werden voor fl. 3.976,- overgenomen. De gebroeders begonnen dan in 1901 naast de oude helling een nieuwe ijzeren werf.
Nu was het Hendrik de Boer die tekenles nam in Leidschendam bij zijn zwager Johannes Meyer, die in die jaren in Leiden een werf had op het latere z.g. Waardeiland, naast de vroegere Koninklijke Nederlandse Grofsmederij. Hendrik had kennelijk een goede ‘hand’, want toen in 1902 vier aken te water werden gelaten, naar zijn tekeningen, werden ze om het hardst geprezen. Scheepswerf van De Boer bouwde in 1907 het eerste jacht, de ‘Johanna’, dat in redelijke originele staat als ‘De Orion’, nog rondvaart.
Ary de Boer
Na de eerste Wereldoorlog maakten de gebroeders een periode van sterk verminderde activiteiten door. De gebroeders De Boer gingen hierdoor in 1925 uit elkaar. Dirk de Boer wist zijn zoon Ary (*17-07-1900 te Lemmer - †07-09-1978 te Lemmer) over te halen om met hem samen de werf over te nemen en voort te zetten. Harmen, Klaas en Hendrik verlieten het oude familiebedrijf. Een zeer bekend schip waarbij Ary nauw betrokken is geweest was de ‘Groene Draeck’. De ‘Groene Draeck’ is een Lemsteraakjacht. De romp is die van de Lem-steraak. De tuigage en de opbouw zijn echter als die van een jacht (boeier). Op 31 januari 1956 werd prinses Beatrix achttien jaar. Zij had al een zeiljacht (een valk) en het was bekend dat ze veel plezier beleefde aan de zeilsport. Een nationaal geschenk zou daarom gezocht moeten worden in de sfeer van de watersport. Er werd een Comité Varend Nederland opgericht met daarin vertegenwoordigers van de zeevaart, kustvaart, Rijnvaart, sleepvaart, binnenvaart, marine, reddingwezen en watersport. Voorzitter was Ernst Crone. Het comité bood de prinses op haar verjaardag middels een oorkonde het plan aan. In samenspraak met de prinses werd gekozen voor een Lemsteraakjacht. Scheepsbouwer Ary de Boer uit Lemmer maakte de tekeningen van de romp en het jacht werd gebouwd op scheepswerf G. de Vries Lentsch te Amsterdam.
Als voorbeeld voor het nieuwe schip werden twee jachten, die rond 1916/1917 waren gebouwd bij De Boer, aangehouden. Dit waren ‘De Onrust’ en de ‘Georgette’. Beide circa 16,00 m lang. Ary de Boer, de laatste penningmeester (1952-1967) van de
‘Friesche Scheepsbouwersvereeniging’, moest toezicht houden bij de bouw van de ‘Groene Draeck’. Het schip werd in Amsterdam gebouwd, omdat de faciliteiten van de werf van Ary in Lemmer niet toereikend genoeg waren. Er waren wel bouwtekeningen van de Lemsteraken, maar deze werden altijd op gevoel gebouwd en de tekeningen kwamen daar niet veel aan te pas. De werf in Noord-Holland had dus het casco volgens de tekeningen gebouwd. Toen Ary vervolgens kwam kijken om zijn fiat te geven aan het schip, keurde hij deze af, omdat het niet klopte. Vervolgens moest weer opnieuw begonnen worden aan de bouw van de ‘Groene Draeck’. Het jacht liep uiteindelijk op 4 juni 1957 van stapel. Op 15 juni 1957 vond de overdracht plaats te Muiden. De prinses noemde het jacht naar het oorlogsschip uit 1623 dat onder commando stond van Piet Heyn.
De werf van De Boer te Lemmer was vooral bekend geworden door de Lemsteraken die er gebouwd waren. Pier Klazes en de Gebrs. De Boer bouwde ongeveer 250 Lemsteraken, aanvankelijk van hout, later vanaf 1900 van ijzer. Het schip werd ontwikkeld uit de kleinere botaak en kreeg een lengte die varieerde van 10,30 m tot 14,50 m. Een Lemsteraak is een platbodem zeilschip, oorspronkelijk gebruikt om vanuit Lemmer op de Zuiderzee, Wadden- en Noordzee te gaan vissen. Het is een rond schip met kielbalk. De voorsteven is gebogen en vallend. De achtersteven is recht en licht vallend. De romp heeft een rond grootspant en is gladboordig. De kop is volrond. Het achterschip is iets slanker. Het boeisel valt sterk in. De romp heeft een matige zeeg. De tuigage bestaat uit een steekmast met bezaantuig (grootzeil, stagfok en kluiverfok). De zwaarden zijn lang en smal. Er werd vooral mee op haring gevist, hoewel het eigenlijke vissen met haringvletten werd gedaan. De aak werd gebruikt als jager en voor transport en opslag van de vis, hierin was voorzien door een (overdekte) bun op het voordek, die tot 2,50 meter groot kon zijn. Om zijn snelheid werd de aak ook gebruikt voor het vervoer van andere (levende) vis, mosselzaad van de Zuiderzee naar Zeeland en mosselen van Zeeland naar België (tot aan Brussel). Al snel kwam de gegoede burgerij er achter dat de Lemsteraak prima geschikt was als plezierjacht. Vanaf begin 1900 zijn deze schepen dus van staal gebouwd, met een grote open kuip, zodat ermee gewerkt (gevist) kon worden. Later zijn ze gebouwd met een grote kajuit (roef) erop voor particulier gebruik. Zoals ook de prachtige Lemsteraak ´Groene Draeck´ van ons koninklijk huis. Beroemd waren ook de zeilwedstrijden voor Lemsteraken. Hierbij voerden ze soms in totaal zes zeilen en fokken. Zelfs op het Amsterdamse IJ werden zeilwedstrijden voor Lemsteraken georganiseerd. Een visser kon hier aan deelnemers- en prijzengeld soms meer verdienen dan met een dag vissen.
Daarnaast zijn op deze werf aan de Lemster Rien nog tal van andere schepen gebouwd. Vanaf 1901 zijn vele klippers, spitsen, sleepkasten, pramen, vletten, punters en natuurlijk visaken en mosselaken gebouwd. Bij de Scheepsmetingsdienst staan ook o.a. zes roefschepen als ‘Lemster fabricaat’ genoteerd, uit de periode 1901-1906. Elk jaar in deze periode kwam er één skûtsje van de helling. De grootste opdracht die werd uitgevoerd was waarschijnlijk een 32 m lange driemast motorschoener voor de Zeevaartmij Groningen, die in december 1918 voor fl. 685.500,- werd afgeleverd. In 1960 gleed de laatste Lemsteraak van de helling. De ‘Vrouwe Hendrika’ die als bouwnummer 774 van de helling gleed, was 11,50x2,80 m en kreeg 80 m2 zeil en een 51 pk motor. Dit schip moest een halve ton kosten wat voor dit fraaie schip graag werd neergeteld.
Wanneer Ary de Boer geen opvolger heeft en slecht ter been wordt, doet hij de werf in 1960 over aan de firma van Hilbrand Poppen uit Obergum/Winsum. De werf hield zich nog bezig met het repareren en verbouwen van binnenvaartschepen. De scheepswerf J. Poppen BV aan de Zeedijk 10 in Lemmer zou door waterbodemvervuiling verdwijnen in 2000. De Milieu-eisen werden de werf te veel en een faillissement werd aangevraagd. Vliegtuigmakelaar Martin Duijvestijn uit Follega werd voor fl. 750.000,- op 22 september 2000 de nieuwe eigenaar van de werf en het woonhuis op het terrein.
Laatst gewijzigd op: 11 augustus 2015