Wartena – Gerben Arends Bijlsma

Scheepswerf in Wartena rond 1910Even ten westen van het dorp Wartena, te midden van de Friese weilanden, bevind zich scheepswerf Bijlsma, een begrip in Friesland. Een bedrijf dat zich al meer dan twee eeuwen bezig houdt met het bouwen van allerlei soorten vaartuigen.

Sieds Johannes

De bijl gold in vroegere eeuwen als het symbool bij uitstek van de leden van het scheepstimmermangilde, vandaar dat in Holland scheepsbouwers werden aangeduid als bijltjes. Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat juist de nazaten van stamvader Sieds Sasses in 1811 de geslachtsnaam Bijlsma aannamen. Zij waren immers allen scheepsbouwers van beroep en hun geslacht is dat tot op de huidige dag.
Johannes Siedses (ged. 03-11-1698 te Wanswerd - †1749 te Dokkum), de zoon van Sieds Sasses en Tetje Siedses, werd in het begin van de 18e eeuw al als schuitmakersknecht genoemd op een helling in Birdaard. Hij was getrouwd met Doetje Wybes en kregen samen zeven kinderen. Hun eerste zoon was Sieds Johannes (*1721 te Birdaard - †06-09-1809 te Warga) die in 1743 in Dokkum trouwde met Uilkje Geerts Schuiring. Nadat Uilkje op jonge leeftijd kwam te overlijden, hertrouwde Sieds Johannes eveneens in Dokkum op 14 mei 1752 met Geertje Oedses (ged. 02-03-1732 te Veenwouden - †28-10-1823 te Leeuwarden). Bij zijn vader op de werf werd Sieds Johannes eerst schuitmakersknecht. Na zijn tweede huwelijk sloeg Sieds Johannes zijn vleugels uit en werd in 1752 scheepstimmerman in Dokkum. Zijn vakkennis breidde hij uit tussen 1757 en 1770 op de werf te Ezumazijl ten zuidoosten van Anjum en ten westen van het Lauwersmeer. In 1769 nam hij de verantwoordelijkheid een werf in Veenwouden te kopen. De volgende stap in zijn carrière, scheepstimmerbaas op een eigen werf. De scheepsbouwer vestigde zich vervolgens in 1779 in Wartena aan de noordkant van het Friese waterland. Hij werd scheepstimmerman op de werf aan de Midsbuorren. Waarschijnlijk werd de werf eerst gehuurd. In 1782 werd hij weer hellingbaas door de werf over te nemen voor de prijs van 800 Caroligulden van Tjerk Hanzes van der Meer en Pier Gerrits Popma uit Warga. Sindsdien zijn de Bijlsma’s in Wartena gebleven. Sieds Johannes had de werf aangekocht voor zijn oudste zoon Johannes Siedses (ged. 04-03-1753 te Dokkum - †13-06-1823 te Wartena). Johannes Siedses werkte al als scheepstimmerknecht nauw samen met zijn vader op de werf in Veenwouden en werd in 1783 zelfstandig scheepstimmerman. Hij was diegene die in 1811 de naam Bijlsma aannam. Uit de periode die volgde kunnen we herleiden dat Sieds Johannes in zijn nadagen wellicht als adviseur / leermeester werkzaam was. In 1785 komen we hem in Dokkum tegen en tussen 1791 en 1795 op Schilkampen onder Leeuwarden bij Jan Pieters Miedema op de werf. In Wartena ging Johannes Siedses lekker zijn gang. Johannes Siedses was getrouwd in Wartena op 13 augustus 1780 met Tietje Thijsses (ged. 15-05-1763 te Wartena - †02-04-1823 te Wartena) en ze hadden tien kinderen gekregen. Sieds Johannes was vaak op de werf te zien bij zijn kleinkinderen, totdat hij in 1809 kwam te overlijden. In 1825, twee jaar na het overlijden van Johannes Siedses en zijn vrouw Tietje Thijsses, werd de scheepstimmerwerf en helling, huis en schuur aan de meest biedende verkocht. Bij kastelein Age van der Zee in zijn herberg te Wartena vond de finale verkoop plaats. De werf ging over naar zoon Oeds Johannes Bijlsma (*02-05-1798 te Wartena - †26-07-1855 te Wartena) welke op 4 juli 1840 in het huwelijk was getreden met Aukje Arends Kalsbeek (*30-11-1814 te Wartena - †27-09-1898 te Wartena).


Arend Oeds Bijlsma

We zien in november 1880, als de scheepstimmerwerf en woningen te koop worden aangeboden in de Leeuwarder Courant, dat Johannes Oeds Bijlsma (*02-09-1845 te Wartena - †22-05-1912 te Wartena) en zijn broer Arend Oeds Bijlsma (*21-12-1848 te Wartena - †14-04-1886 te Wartena) de ouderlijke werf gedeeltelijk in eigen gebruik hebben en gedeeltelijk verhuurd hebben aan Herre Wartena en anderen voor fl. 90,- per jaar. Dat de werf van de hand gedaan werd zal wellicht door familie perikelen zijn ontstaan. Kennelijk waren er geen gegadigden als we zien dat in 1881 een woonschip met twee vertrekken op de werf wordt gebouwd, die in januari 1882 te koop wordt aangeboden door de gebroeders. Doordat de twist tussen de beide broers niet werd opgelost ontstond er een onwerkbare situatie. Johannes Oeds had er op een gegeven moment genoeg van. Het conflict tussen de beide broers werd op de spits gedreven toen Johannes Oeds probeerde, door tussenkomst van de rechtbank, het bedrijf in april openbaar te verkopen. Arend Oeds heeft toen nog een poging gedaan om dit te voorkomen. Hij schreef op 30 maart 1882 een brief aan de president van de Leeuwarder Rechtbank, waarin hij een klemmend beroep op de rechtbank deed om het verzoek van zijn broer af te wijzen, op grond van de omstandigheid dat zijn moeder, de grootse schuldeiser, weduwe was en openbare verkoop wel eens ontoereikend zou kunnen zijn om de gezamenlijke schuld aan zijn moeder af te lossen. De sympathieke poging van Arend Oeds werd door de rechtbank echter niet gehonoreerd. De rechtbank stemde toe in openbare verkoop en bepaalde dat deze zou plaats vinden op 22 april 1882 provisioneel en op 6 mei finaal. De belangen van zijn moeder zaten Arend Oeds hoog. Door alleen eigenaar te worden wist Arend Oeds de belangen van zijn moeder toch veilig te stellen. Hij nam het bedrijf, twee woningen met erven en scheepstimmerschuur en een woning met erf en bleek, voor het bedrag van fl. 1.437,- over. Dit bedrag werd nog verhoogd met bijkomende notariskosten ten bedrage van fl. 303,02½.
Arend Oeds Bijlsma heeft helaas niet lang van zijn nieuwe positie als alleen eigenaar mogen genieten. Hij overleed al op 14 april 1886 op 37-jarige leeftijd. Zijn vrouw Fokje Gerbens van der Kooi (*28-06-1846 te Wartena - †16-05-1889 te Wartena), waar hij op 30 april 1873 mee was getrouwd, zette het bedrijf voort. Om daar een gedegen invulling aan te geven werd er meteen na het overlijden van Arend Oeds een beste scheepstimmerknecht gevraagd om dadelijk in dienst te treden. Hun enige zoon Gerben (*11-09-1874 te Wartena - †06-07-1943 te Wartena) was met 11 jaar nog te jong. Hij was de enige erfgenaam van zijn vaders deel in de huwelijksgemeenschap. Moeder Fokje en oom Joute Oeds Bijlsma (*14-09-1851 te Wartena - †17-03-1912 te Wartena) waren na het overlijden van Arend Oeds bereid het voogdijschap over de jonge Gerben op zich te nemen, respectievelijk als voogd en als toeziend voogd, nadat de boedel op 12 juli 1886 bij notaris S. Koopmans te Warga was beschreven.
Fokje Gerbens van der Kooi komt drie jaar later echter ook al te overlijden op 42-jarige leeftijd. In haar testament had zij kort daarvoor geregeld dat haar voogdijschap over Gerben na haar overlijden zou worden geregeld door haar zwager Doeke Tietes Dijkstra (*11-02-1851 te Wijns - †10-04-1936 te Menaldum), uit Marssum. Daarnaast zou de voogd het bedrijf moeten voortzetten op dezelfde wijze als zij dit had gedaan, totdat Gerben meerderjarig zou zijn.
Doeke Tietes Dijkstra verhuurt de scheepstimmerwerf onder voorwaarden aan Hylke Johannes Douma en Jelle Nijdam. Uit de huuropbrengst kon Doeke Tietes met alle aanwezige cre-diteuren correct afrekenen. Ook Gerbens grootmoeder Aukje Arends Kalsbeek en zijn oom waren schuldeisers. Zij hadden geen vertrouwen in Doeke Tietes en sommeerden hem per deurwaarder de schulden met rente terug te betalen. Doeke Tietes liet daardoor op zeer kort termijn de roerende goederen bij boelgoed verkopen. De opbrengst viel tegen door de haast waarmee e.e.a. ten uitvoer moest worden gebracht.

Gerben Arends Bijlsma

Het huidige bedrijf beschouwt het jaar 1903 als vestigingsjaar. Hoewel de werf op de Midsbuorren aan het Wartenaarster Wijd dus heel wat ouder is, is dat wel begrijpelijk. Immers in dat jaar nam Gerben Arends Bijlsma na een gedegen opleiding bij andere werven de oude familiewerf de ‘Volharding’ weer over. Doeke Tietes had niet alleen oog voor de belangen van de werf, maar ook voor de toekomstige leiding van het bedrijf gehad. In 1890 vond hij voor Gerben in Leeuwarden op de Schilkampen werf van Wietze Tjibbeles Kamp een leer- en werkplaats. Later zou Gerben nog naar Minne Molles van der Werf in Bergum en naar Jan Douwes Barkmeijer in Birdaard gaan. Op 25 mei 1895 trouwt Gerben in Leeuwarden met arbeidersdochter Mintje Post (*02-04-1870 te Loënga - †07-02-1937 te Wartena) uit Birdaard, die hij ongetwijfeld heeft leren kennen toen hij op de scheepswerf in dit dorp aan de Dokkumer Ee werkte. Hij was van plan om, zodra dit mogelijk was, terug te keren naar zijn geboortedorp Wartena om daar zelf de leiding in handen te nemen van zijn ‘eigen’ scheepswerf en daarmee het ouderlijke bedrijf als zelfstandige ondernemer voort te zetten.
Op 5 maart 1903 vestigden Gerben en Mintje zich met hun drie kinderen Wiebe Gerbens (*01-07-1896 te Birdaard), Arend Gerbens (*29-06-1898 te Leeuwarden - †15-12-1970 te Wartena) en Fokje (*01-12-1900 te Leeuwarden) in Wartena. Hylke Johannes Douma, inmiddels alleen werfbaas, verruilt de scheepstimmerwerf in Wartena voor de voormalige Barkme-ijer werf in Birdaard waar hij het nog ruim tien jaar volhield. Gerben werd eindelijk scheepsbouwer en eigenaar van de hem, door zijn ouders Arend Oeds en Fokje Gerbens, nagelaten scheepstimmerwerf met opstallen in Wartena. De opstallen bestonden toen uit een houten schuur, een paar oude huisjes en een werfterrein. Op dat terrein was een lier geplaatst waarmee een praam of een niet al te groot vrachtscheepje als een skûtsje op de wal getrokken kon worden.

Gerben ging onmiddellijk van de bouw en reparatie van houten schouwen en pramen over op de ijzerbouw. In 1904 schafte hij zich gereedschap aan voor de bouw van ijzeren schepen, waaronder een slingerpons, slingerschaar, veldsmidse en klein gereedschap. Het eerste ijzeren product werd een roeischouw. Toch bleef hout nog lange tijd het favoriete materiaal voor fraai gelijnde schepen. In 1906 legde hij de meesterproef af met de bouw van zijn eerste ijzeren skûtsje voor Jan Bergsma uit Wartena, dat veelbetekenend de ‘De Eersteling’ [L 1028 N] genoemd werd. Ook wel als ‘De Eersteling van Wartena’ aangeduid. Dit schip werd op 1907 met een lengte van 14,30 m lang en 3,33 m breed 19,330 ton gemeten.
Naast nieuwbouw zag Gerben het belang van reparatie in voor de ontwikkeling van zijn bedrijf. Daarom kocht hij in 1909 in de directe nabijheid van de werf een stuk grond dat hij inrichtte als reparatiewerf. Er kwamen een dwarshelling met vier hellingwagens op te staan, waarop de toen in Friesland meest gangbare vrachtscheepjes uit het water konden worden getrokken. De binnenvaart werd met de bouw van skûtsjes, in deze jaren met gemiddeld drie per jaar, een belangrijke markt. Voordat de Eerste Wereldoorlog zijn invloed op de scheepsbouw zou hebben liet deze begaafde scheepsbouwer in 1914 nog vijf skûtsjes bouwen waaronder de ‘Emanuel’ [L 1393 N], het oude Earnewâldster SKS-skûtsje (van 1978 tot 2005). Met dit schip werd Jeen Ulbesz Zwaga voor de Kommisje Earnewâld SKS-kampioen in 1982 en ’83. De werkzaamheden liepen daarna sterk terug. Er is verder weinig bekend over de eerdere productie van skûtsjes, maar het lijkt wel aannemelijk dat de werf na 1914 niet meer skûtsjes heeft gebouwd. Op deze werf werden in de periode tot 1915 zeker éénentwintig roefschepen gebouwd. Hiervan is van dertien bekend dat ze tegenwoordig nog rondvaren. Recreatief maar ook binnen de IFKS als wedstrijdskûtsje, zoals de in 1907 gebouwde ‘Nooit Volmaakt’ [L 1065 N] van Cees Riezebos uit Hindeloopen en de in 1908 gebouwde ‘Lytse Earnewâldster’ [L 1083 N] van Sjoerd Kleinhuis uit Earnewâld. De Strontrace van Workum naar Warmond en weer terug wordt al jaren gedomineerd door de ‘Rust na Arbeid’ [L 1281 N]. In 1912 ook hier gebouwd voor W. de Jong uit het naburige Warga.
Gerben en zijn zoons Wiebe en Arend zorgden in de oorlog voor brood op de plank door bomen tot brandhout te verzagen en aan de man te brengen. Na de capitulatie van de Duitsers in 1918 leefde de scheepsbouw ook hier weer op. Om alle opdrachten van voornamelijk betrekkelijk kleine vaartuigen te kunnen uitvoeren moest het personeelsbestand worden uitgebreid. De éénmanszaak werd in 1921 omgezet in een vennootschap met mede firmanten zoon Wiebe Gerbens en Arend Gerbens. De firma G. Bijlsma en Zn. was ontstaan. Arend Gerbens trouwde hetzelfde jaar op 11 mei 1921 met Aaltje Haijma (*30-01-1898 te Britsum - †22-10-1984 te Wartena). Later, in 1927, nam Gerben zijn derde zoon Folkert Gerbens (*17-07-1904 te Wartena) de plek van Wiebe Gerbens in.
In deze periode was het bouwen van schepen geen gemakkelijk karwei. Hoewel het bedrijf in 1919 was aangesloten op het elektrische net, waren er praktisch nog geen elektrische gereedschappen. In 1922 kwamen de eerste elektrische gereedschappen op de werf in de vorm van boormachines en een smidse. In 1923 deed de eerste elektrische klinkmachine haar intrede. En in 1930 werd voor de werkplaats een elektrische takel met loopkat en een hijsvermogen van 500 kg aangeschaft. De nieuwe takel werd gemonteerd aan een zelf aangelegde rail, waardoor er in de werkplaats over de gehele lengte elektrisch hijsvermogen was. De nieuwe elektrische installaties, werktuigen en gereedschappen betekenden enorme verbeteringen, zowel voor het bedrijf als voor de mensen in de werkplaats. Desondanks trad er weer een inzinking in op de scheepsbouwmarkt. Er kwamen eerst nog wel opdrachten uit Amsterdam voor het bouwen van dekschuiten, maar voor in de eigen omgeving werden vooral nog pramen, melkbootjes en roeiboten gebouwd. De bouw van een dergelijk dekschuit koste ongeveer 3.000 manuren. Echter werd een roeiboot in 50 uren gebouwd. Maar door de moordende concurrentie kwam deze hoofdactiviteit helemaal stil te liggen. Door de crisis van de dertiger jaren werd er financieel verlies geleden, totdat er weer eens een schipsorder binnenkwam. In 1934 vond er een ernstig ongeval plaats op de scheepstimmerwerf. Met de druk die er op het stond kwam plotseling een stelling naar beneden terwijl drie werklieden bezig waren aan een zolderschuit. Twee mannen die er op stonden sloegen op de grond. In bewusteloze toestand werd Sjoerd Boersma uit Wartena per auto naar huis gebracht. Plaatsgenoot Cornelis de Boer werd door een balk getroffen waardoor zijn heup brak.
In 1937 keerde het tij. De economie herstelde zich. Bijlsma, inmiddels vicevoorzitter (1928-1942) van de ‘Friesche Scheepsbouwersvereeniging’, kreeg een opdracht van P. Stoter uit Zwolle voor de bouw van een motorvrachtschip met een laadvermogen van 370 ton bestemd voor de Rijnvaart. Door zijn lengte van 45 m kon het niet meer langsscheeps worden gebouwd en te water worden gelaten. Er werd een gedeelte van het Wartenaster Wijd gedempt, zodat het schip dwarsscheeps op de bouwplaats kon staan. Het werd de eerste dwarsscheepse tewaterlating op de werf. Deze nieuwe ontwikkeling werd echter overschaduwd door het overlijden van Gerben zijn vrouw Mintje. De klap kwam hard aan. Gerben Bijlsma werd ook ziekelijk en overleed in 1943 op het oude ‘stek’, het huis tegenover het bedrijf.


Arend Gerbens Bijlsma

De Tweede Wereldoorlog was inmiddels uitgebroken en orders bleven weer uit. De werf werd aangewezen om voor de Duitse Kriegsmarine te gaan werken. Het hart verzette zich tegen deze medewerking, maar weigering zou betekenen dat de werf gevorderd zou worden om toch voor de Duitsers te gaan werken of dat het personeel op een werf in Duitsland tewerkgesteld zou worden. Er werden in die periode enkele Fahrprahmen voor de Duitser gebouwd, bestemd voor de invasie op Engeland. Door o.a. deze opdrachten kon de werf in deze bezettingsjaren de outillage verbeteren en verder uitbreiden. De reparatiewerf kreeg drie hellingwagens en werd er in eigen beheer een rijdende brugkraan op de werf gebouwd. Hiermee konden schepen worden gelost en materiaal over de hele lengte van een in aanbouw zijnd schip gebracht worden.
De eerste jaren na de bevrijding waren zeer moeilijk. Nederland was weliswaar weer eigen baas, maar er was weinig werk. De zaak werd voorlopig draaiende gehouden met het repare-ren van door oorlogsschade getroffen schepen. In 1947 trok de vraag pas weer aan en ging het voorzichtig stroomopwaarts. Het werd weer mogelijk om staalplaten en onderdelen te kopen, zodat de bedrijfsleiding, Arend Gerbens en Folkert Gerbens Bijlsma, zonder schroom nieuwe opdrachten durfden aan te nemen. Zo werden er in de eerste jaren na de oorlog vooral sleepboten, motorloodsboten, viskotters, dekschuiten, pontons en baggerschepen gebouwd. Allemaal betrekkelijk kleine vaartuigen met een relatief korten bouwtijd.
In 1949 trok Folkert Bijlsma zich terug uit het bedrijf en emigreerde naar de Verenigde Staten. De leiding bleef in handen van zijn broer Arend Gerbens, vanaf 1952 gesteund door zijn zoon Gerben (*27-10-1925 te Wartena). De volgende generatie die al tien jaar op de werf had gewerkt. Gaande weg nam de vraag naar grotere schepen toe. Scheepswerf Bijlsma speelde daar alert op in door in 1950 een transformatorstation op de werf te bouwen. Hierdoor kwam voldoende vermogen beschikbaar ten behoeve van het elektrisch lassen. De werkplaats werd uitgebreid door aangrenzende woningen aan te kopen en te slopen. Dit betekende vooral in de wintermaanden een enorme verbetering. En er werd een platendrukmachine aangeschaft. De oude brugkraan bleef tot 1955 in gebruik. Deze werd daarna vervangen door een tweedehandse torenkraan met een hijscapaciteit van drie ton. Het betekende een forse stap vooruit.
In 1952 ontstond er een samenwerkingsverband tussen een aantal scheepsbouwers in Groningen en Friesland onder de naam CONOSHIP (Combination Northern Shipbuilders). Het voornaamste doel was gezamenlijk opdrachten te verwerven ook vanuit het buitenland. Dit slaagde en er kwamen orders voor motorvrachtschepen tot 370 ton. In 1958 werd de eerste coaster, de ‘Wartena’, gebouwd met afmetingen van 48x7,70 m en een laadvermogen van 460 ton. Toen volgden de orders elkaar in hoog tempo op en groeide de werf op natuurlijke wijze. Grote investeringen in apparatuur, de bouw van overdekte werkplaatsen en een groeiend aantal medewerkers waren hier het gevolg van. Het bedrijf schakelde over op de zogenaamde sectiebouw, het fabriceren van complete segmenten van een schip, mogelijk geworden door het uitsluitend toepassen van laswerk. Op 20 januari 1962 werd de firma een N.V. met als directeuren Arend Gerbens Bijlsma en zijn zoon Gerben Bijlsma. Dochter Baukje werd ook deelgenoot. Zij verzorgde al sinds 1949 de administratie en bleef tot 1979 aan het bedrijf verbonden. Het was ook het jaar dat er helemaal geen klinkwerk meer werd toegepast.

Gerben en Wiebe Bijlsma

In 1966 benoemde Arend Gerbens naast zijn zoon Gerben ook diens broer Wiebe (*08-05-1936 te Wartena) tot directeur van de toenmalige N.V. Scheepswerf G. Bijlsma en Zn. Wiebe behield het dagelijks toezicht bij de fabricage van de schepen, terwijl Gerben meer op kantoor kwam. Deze verandering vond plaats op een moment dat in Nederland de opdrachten terug liepen. Grote blijdschap was er dan ook dat vanuit het CONOSHIP in 1967 vanuit het buitenland, Noorwegen, de eerste opdracht voor het bouwen van twee coasters kwam. Deze ontwikkeling mocht Arend Gerbens nog meemaken. In 1970 overleed Arend Gerbens op 72-jarige leeftijd. Zijn gezondheid liet al jaren te wensen over. Hij had veel voor de werf betekend waar hij tot het laatst met hart en ziel bij betrokken bleef.
Via CONOSHIP kwam in 1974 een grote order binnen voor de bouw van twee 1.500 tons coasters. Deze order betekende tevens een nieuwe mogelijkheid voor Gerben en Wiebe om de werf te moderniseren en uit te breiden. De komst van een grote montagehal, van 45 m lang, 26 m breed en 16 m hoog, waar delen van schepen weersonafhankelijk gebouwd konden worden, kwam de bouwtijd en de kwaliteit natuurlijk ten goede. De werf was intussen zo geoutilleerd dat de bouw van grotere schepen tot 2.500 ton geen problemen meer opleverde. In 1981 werd de bedrijfsvorm omgezet in Bijlsma Beheer B.V. met Scheepswerf Bijlsma B.V. en Jachtwerf Bijlsma B.V. als werkmaatschappijen.
In de jaren ’80 kwam er weer een moeilijke periode. Reorganisatie was onvermijdelijk. Er moest zelfs personeel uit wat sinds de jaren 30 niet meer was voorgekomen. Dit was in 1981 aanleiding voor Gerben zich vervroegd uit Scheepswerf Bijlsma terug te trekken. Zijn jongere broer Wiebe en Gerben zijn zoon Arend (*13-02-1952 te Wartena) vormden de nieuwe directie. De opleving liet gelukkig niet lang op zich wachten en de vraag naar grotere schepen nam weer toe. Er werd in 1990 een torenkraan aangeschaft met een hijscapaciteit van 15 ton en een vlucht van 28 m. De bestaande torenkraan werd verplaatst naar het meest westelijke terrein, waardoor de mogelijkheid ontstond om over de weg aangevoerde materialen met lorries in de werkplaats te brengen en jachten droog te zetten voor onderhoudswerkzaamheden. Door het vele werk was het personeelsbestand weer gegroeid tot ongeveer 80 personen, waardoor in 1992 besloten werd op het bestaande terrein nieuwbouw te realiseren voor de te krappe personeelsvoorzieningen en het sterk verouderde kantoor.


Arend Bijlsma

Arend Bijlsma kwam in 1975 op de werf werken. Hij was opgeleid tot wiskundeleraar, maar zijn vader wilde hem graag in het bedrijf hebben. Enkele jaren later volgden zijn broers Roel (*18-06-1954 te Wartena) in 1978 en Tjeerd Wiebe (*18-02-1962 te Wartena) in 1985 zijn voorbeeld, daarmee de familietraditie voortzettend.
Vanwege de sluizen en bruggen in midden Friesland zat het familiebedrijf in Wartena vast aan een beperkte maatvoering. Wiebe Bijlsma die vanaf 1990 de afbouw van schepen op de Amels werf in Lemmer coördineerde, kocht in 1995 Scheepswerf Friesland in Lemmer over van Cees Amels (voorzitter IFKS 2005-2008 na overlijden van de 42-jarige voorzitter Sippe Lamme), aan het open water van het IJsselmeer, omdat de schaalvergroting in de scheepsbouw doorzette. Wartena werd niet verlaten, maar de werf daar zou zich specialiseren in het toeleveren van secties, zie zonder problemen over de smalle Friese wateren naar Lemmer vervoerd konden worden. In de jaren 1995 en 1996 liet Wiebe hier een groot, nieuw bedrijf herrijzen. De langshelling maakte plaats voor een overdekt dok van 138 bij 21 m, 5 m diep en 30 m hoog, waarin twee kranen met samen maar liefst 200 ton hijsvermogen. Achter het overdekte dok loopt een door de gemeente Lemmer met subsidies aangelegde afbouwpier uit in het IJsselmeer. De hele Friese scheepsbouw maakt er gebruik van. Toeleveranciers vestigden zich met eigen ruimte en opslag aan de rand van het dok, dat tussen 1997 en 2004 twintig schepen afleverde. Nadat Wiebe zich in 2000 terugtrok als directeur kregen ook de twee werven van Bijlsma in Wartena en Lemmer in 2003 wederom te maken met de toen heersende crisis in de wereldscheepsbouw en de moordende concurrentie, speciaal vanuit het buitenland. Tot overmaat van ramp draaide ING Bank de financiële kraan dicht. In mei 2003 werd de werf in Wartena, en een jaar later die in Lemmer failliet verklaard. Arend Bijlsma was van mening dat de bank koste wat kost weg wilde uit de scheepsbouw. En een scheepswerf zonder financiering kon het vergeten. Opdrachtgevers betaalden zeeschepen meestal tegenover bankgaranties. Het was een vrijwel complete kredietfinanciering. Als de bank je die niet gunde, was je vleugellam.
In maart 2004 nam de binnenvaartbouwer VeKa Group BV uit Werkendam de outillage van de failliete werf in Lemmer over. Daarmee kwam er een einde aan het Friese familiebedrijf, maar bleef de werf behouden voor de toekomst. De broers Arend en Roel Bijlsma (directeur en projectcoördinator bij Bijlsma Shipyard BV), het hoofd Administratie en vijf personeelsleden konden mee naar het bedrijf van de nieuwe eigenaar Peter Versluis. Broer Tjeerd Wiebe vertrok naar de locatie Wartena, waar de kade met opstallen, waar al vele coasters waren gebouwd, met spaargeld van o.a. Wiebe Bijlsma, want de bank trok zich op het laatste moment wederom terug, teruggekocht kon worden.
De VeKa Group BV was in 1988 opgericht door de ouders van de huidige directeur, Peter Versluis. Vader Piet was binnenvaartschipper, maar zag meer kansen in het verhandelen van binnenvaartschepen. Dat begon met het verkopen van sloopschepen binnen de ‘nieuw-voor-oud-regeling’ in de jaren tachtig toen de binnenvaartvloot werd gesaneerd. VeKa ging schepen bouwen volgens een nieuw concept, waarbij het casco’s uit Oost-Europa en Azië betrok. Daarnaast hield de onderneming zich onder de naam Ship Investment bezig met scheepsmakelaardij en investeringen. In 2004 had VeKa alleen een vestiging in Werkendam en besteedde het de afbouw van binnenvaartschepen regelmatig uit aan machinefabrieken in de buurt. Omdat het bedrijf expandeerde, was het op zoek naar afbouwlocaties en vond in Lemmer de ideale locatie.
Als directeur van Bijlsma nieuwe stijl knoopte Arend Bijlsma de banden met zijn oude relaties weer aan. Waaronder die met rederij Wagenborg in Delfzijl. Er lagen nog wat ontwerpen uit de eindfase van de oude werf. In 2004 hadden ze nog net voor het aflopen van de Tijdelijke Overbruggingsregeling Scheepsbouw (TROS) een groot aantal contracten afgesloten. Ze kregen subsidies voor vijf contracten voor 3.200-tonners, evenals voor twee schepen van 4.500 ton. Het betrof schepen voor droge lading en containers. Door een faillissement in 2005 van Scheepswerf H. Roukema & P. Mulder B.V. in Westerbroek kwamen daar vier schepen van 3.200 ton bij. Met particulieren sloten ze nog twee contracten voor 4.500-tonners af op hetzelfde ontwerp. Later zijn er voor Wagenborg twee extra 4.500-tonners bijgekomen. Bovendien sloot VeKa een contract met een relatie voor twee containerfeederschepen van 350 TEU. Daar kwamen er later nog eens twee bij. Omdat de contracten tot stand kwamen op het moment dat de markt al begon aan te trekken, waren de prijzen redelijk winstgevend. Om het bouwtempo waar te kunnen maken werden de casco’s uit Tsjechië en Servië gehaald. Voor de VeKa Group kwamen daar Polen, Bulgarije en Roemenië bij. En niet te vergeten China. Het ging hierbij om binnenvaartschepen tot zesduizend ton met een maximale lengte van 135 m.
Bijlsma Shipyard herrees dus als een feniks uit de as en is er één van de modernste werven van Nederland hier opgebouwd. In Lemmer kun je de werf niet missen. De werf is met de gunstige locatie, de grote loods en alle aanwezige voorzieningen klaar voor de toekomst. Bij binnenkomst van Lemmer staat de 138 meter lange, met staal beklede hal in de zon te blinken. ‘Bijlsma Shipyard’ staat er in grote letters op, naast de naam van de huidige eigenaar, VeKa.


Tjeerd Wiebe Bijlsma

Voor de teruggekochte werf in Wartena werden enkele manieren van exploitatie bekeken, maar nadat ex-werknemers zich aanmeldden om zelfstandig staalbouw en scheepsbetimmeringen te mogen uitvoeren, kwam het clusterconcept in een stroomversnelling. Door opsplitsing van het bedrijf in Wartena kon de familie Bijlsma daar in 2004 verder gaan. Wiebe Bijlsma zette de jachtwerf, wat voorheen ook al in zijn eigendom was, verder op. Zijn dochter Wilma assisteerde hem daarbij. Op het gebied van dienstverlening in de pleziervaart werd Jachtwerf W. Bijlsma een modern en goed uitgerust bedrijf met overdekte ligplaatsen, stalling, loodsen, verwarmde onderhoudsloodsen (schilderwerkplaatsen), overdekte reparatie haven met een 2-tons kraan voor het verwijderen van bijvoorbeeld motoren e.d., een sloepenkraan tot 2-ton en een groot buitenterrein. Schepen met een lengte tot 15 meter en een maximaal eigen gewicht van 35 ton konden daar nu terecht. Teneinde de genoemde diensten optimaal te kunnen uitvoeren, kreegde werf de beschikking over een modern hellingsysteem, een in 2007 gereedgekomen stallingloods, grote overdekte ligboxen en een overdekte reparatiehaven.
Tjeerd Wiebe zocht in eerste instantie zijn heil in de staalbouw, maar zonder veel succes. De stalling en het onderhoud leken hem in het drukke watersportgebied een levensvatbare onderneming. Ook verhuurde hij een deel van de opstallen aan een timmerbedrijf en een staalbouwbedrijf. In 2005 ging Tjeerd Wiebe in zaken met zijn goede vriend Tjibbe Reitsma, zeer ervaren in jachtservice. Beide kenden elkaar nog van school (MTS werktuigbouwkunde). Ze startte het bedrijf Maritiem Cluster Friesland (MFC), die de bouw van schepen samen met andere bedrijven ter hand nam. Het bleek in deze branche een moeilijke markt, waardoor het MCF niet lukte om een marktpositie te veroveren. Daarop ging MCF in 2006 terug naar de oorsprong van Bijlsma Wartena: de ‘grote scheepsbouw’. In eerste instantie als specialist in de inbouw van machinekamers en vanaf 1 januari 2010 als volwaardige werf voor schepen voor de beroepsvaart tot 40 m. Door de opsplitsing van het familiebedrijf in2004 was de kade niet langer en de bouw aan deze lengte gebonden.
Op de vroegere Bijlsma-werf in Wartena werd vrijdag 3 februari 2006 voor het eerst in lange tijd weer een schip te water gelaten. Het was tien jaar geleden dat de ‘Elise’, een Bijlsma Trader 2500, als laatste van vele schepen te water was gelaten. Daarna werden in Wartena alleen nog secties voor de werf in Lemmer gebouwd. Nu ging de Luxemotor ‘Johanna’ te water. Yachtdesign Gaastmeer ontwierp het schip, dat 22,90 m lang en 4,95 m breed werd. Ze was gekocht door oud-marineman Henk Addink, die er met zijn vrouw op ging wonen en varen. Daarna volgde de bouw van het werkschip ‘Coastal Discovery’ voor Acta Marine. Het was een primeur voor MCF in Wartena. Voor het eerst coördineerde MCF de volledige bouw van een schip. Mede dankzij de zakelijke ondersteuning van VeKa Bijlsma Lemmer. De opmaat naar de wederopstanding van de werf in Wartena was een uitstekende.
In Wartena bevindt zich nu een complex van bedrijven die allemaal met de scheepvaart te maken hebben. Het MFC verleent nu diensten op het gebied van onder meer overdekte botenstalling, reparatie, onderhoud, overdekt schilderwerk, betimmering, verkoop en nieuwbouw. Zelfstandige partners in het cluster zijn onder anderen Jurjen Mulder Jacht- en Scheepsbe-timmering, Sidney Design ontwerp- en tekenburo, IBIS las- en constructiebedrijf en Ello vlettenbouw. De achterliggende gedachte van het cluster is zoveel mogelijk diensten onder één dak én op één locatie te kunnen aanbieden. Hiermee is op het deze plek in Wartena altijd levendigheid geweest, waar veel mensen hun brood hebben verdiend en nu dus nog steeds.


Laatst gewijzigd op: 20 oktober 2016

ga naar onze facebookpagina