www.skutsjehistorie.nl
Warga – Tjibbele Ates van der Werff
De Onderneming
Aan de zuidzijde van Warga wordt in archieven in 1665 al over een scheepswerf gesproken. Op 24 december 1874 werd Hendrik Hendriks Postma grondeigenaar aan de noordzijde van Warga aan de Wargaaster Vaart. Hij was scheepstimmerman geweest aan Het Meer bij Heerenveen en nam het stuk grond over voor fl. 1.200,- van Catharina Anna Andrea, de weduwe van Johannes Leonardus van Sloterdijk. Het stuk weiland lag aan de westkant van de vaart waar deze het dorp, vanuit het noorden, binnenkwam, noordelijk van de ‘Âld Haven’ de eertijds deels al gedempte opvaart naar het ‘Âld Slot’. Postma stichtte op zijn verworven stuk weiland een nieuwe scheepstimmerwerf bestaande uit een timmerschuur, spaanhok, secreet, drie woningen onder één kap en twee hellingen. In Warga stond de werf daarna bekend als ‘de grote werf’. Hij is niet lang eigenaar geweest, want uit een advertentie in de Leeuwarder Courant is de zaak in 1881 failliet en werd het geveild. Jacob Eindhoven werd op 28 juli 1881 in de finale verkoop de nieuwe eigenaar van het werfterrein, met al zijn genoemde opstallen, voor fl. 2.010,-. Jacob handelde voor en namens Nicolaas de Vries, makelaar te Amsterdam, die voogd was over Jan Eindhoven, minderjarige zoon van Hendrik IJntje Eindhoven en Maria van Hoboken. Het moet gezien worden als een investering waar Jan Eindhoven dus als minderjarige eigenaar van de werf werd, die daardoor op zijn beurt gelijk verhuurd werd.
Tjibbele Ates van der Werff
Aanvankelijk huurt Tjibbele Ates van der Werff (*05-08-1856 te Drachten - †17-10-1926 te Warga) de bestaande werf. Op de helling stond een schip in aanbouw, halfklaar tot aan de legwarring. De afmetingen van dit schip waren 46x13¾ vt (13,02x3,89 m), hol 4¼ vt (1,20 m). Hij begon op 1 oktober 1881 op 25-jarige leeftijd als zelfstandig scheepsbouwer te Warga. De zaken op de werf gingen voorspoedig en zoals uit het in 1881 aangelegde werfboek blijkt, was er volop werk. Nadat het eerder genoemde schip klaar was, zouden tussen 1882 en 1901 nog veertien houten roefschepen volgen. Al deze schepen hadden een lengte tussen de 11,32 en 14,15 m, respectievelijk 40 en 50 vt. Jan Eindhoven was inmiddels verhuisd naar Parijs en zag verder geen toekomst in de werf. Het werken op de werf beviel goed en Tjibbele Ates, die eigenlijk al werfbaas was, kocht op 7 juni 1889
“een scheepshelling, huizen en een schiphuis aan de Nieuwe Hoek te Warga” voor de som van fl. 1.800,- van Jan Eindhoven, zonder beroep. Jan Eindhoven liet zich bij de verkoop vertegenwoordigen door Alexis Duco Harmens, handelaar wonende te Harlingen, geboren te Harlingen op 6 februari 1858, zoon van Wyger Harmens en Houkjen Bolman. Door de goede begin jaren die Tjibbele Ates kende werd de koopsom contant betaald ten kantore van de notaris.
Tjibbele Ates van der Werff was een zoon van Ate Pieters van der Werff (*1819 - †1890) en Baukje Wietzes Kamp (*1816 - †1893). Ate Pieters van der Werff, een telg uit het roemruchte Drachtster scheepsbouwergeslacht, was de scheepstimmerbaas destijds aan de Langewyk in Drachten. Tjibbele Ates trouwde, in hetzelfde jaar van de start in Warga, op 14 mei 1881, op 24-jarige leeftijd, met Antje Aukes van der Veen (*18-03-1858 te Kortehemmen - †18-05-1893 te Warga) (23 jaar oud), dochter van Auke Aizes van der Veen en Limke Arjens van der Meulen. Uit dit huwelijk kwamen vier kinderen, twee meisjes en twee jongens. Tjibbele Ates moet al in een vergevorderd stadium zijn geweest betreffende afspraken over de huur van de werf, want zij vestigden zich in september 1881 in Warga, nadat ze eerst enkele maanden bij grootmoeder, beppe, Hinke Ates van Veen ingewoond hadden, aan de Noorderdwarsvaart te Drachten. Op 4 oktober 1881 adverteert Tjibbele Ates van der Werff dat hij zich heeft gevestigd als scheepstimmerman en biedt hij onder andere een roefscheepje van 20 ton in aanbouw te koop aan, dat geschikt is als mattenschip. Uit zijn werfboek, waarvan een kopie aanwezig is in het Skûtsjemuseum in Earnewâld, is af te lezen dat dit scheepje in mei 1882 afgeleverd werd aan Wessel Bakker uit Sneek.
Nog voordat Tjibbele Ates de werf zou kopen kocht hij op 29 mei 1889 onroerend goed ten zuiden van de opvaart aan de zuidkant van de werf. Het betrof een huis (tegenwoordig Nieuwe Hoek nr. 15), waarin een bakkerij en een woning, en een huis en erf van timmermansknecht Albert Roelofs de Vries. In de eerste woning zou de familie Van der Werff gaan wonen. Het overige was voor zijn personeel. Door de aankoop verviel automatisch een raar verbod tot het gebruik van een draai over de opvaart, die in het verlengde van het algemene pad vanuit het dorp langs de Wargaaster Vaart toegang tot het werfterrein gaf. Hiermee stelde Tjibbele Ates de toegang tot de werf in de toekomst veilig. Hij betaalde fl. 995,- voor de beide percelen. Op 3 september 1892 werd Tjibbele Ates via een openbare verkoping, voor de prijs van fl. 1.612,- eveneens eigenaar van nog drie andere percelen met woningen en erf, ook ten zuiden van de helling gelegen. Een jaar later sloeg echter het noodlot toe en kwam Antje Aukes te overlijden.
Tjibbele Ates trouwde drie jaar later voor de tweede maal op 2 juli 1896 in Grouw, op 39-jarige leeftijd, met Jacobje Jans Betten, (*14-05-1866 te Haulerwijk - †05-08-1953 te Warga). Uit dit huwelijk kwamen nog eens vijf kinderen.
Het bewaard gebleven werfboek begint met
“Aanteken Boek van alle nieuwe door mij gemaakte vaartuigen of schepen”. Er werd nieuwbouw en reparatie werk verricht op de werf met langshelling. Uit het werfboek blijkt dat het grootste deel van de nieuwbouw bestond uit roefschepen, pramen, roei- en melkschouwen, sloepjes, een visserboot en een gardeniersboot. Deze werden gemaakt voor afnemers uit een ruime kring rond Warga. Van Vrouwen Parochie tot aan Drachten en van Hommerts/Jutrijp tot aan Oenkerk. De nieuwe pramen en schouwen en de door Tjibbele Ates ingeruilde schepen werden in een veel kleiner gebied rond Warga verkocht. De laatste veelal weer aan schippers, waarbij vaak weer een oud schip werd ingeruild. Het werfboek beslaat het tijdbestek van 1881 tot en met 1908. Er staan voor deze periode 146 schepen vermeld, waarvan de helft schouwen en pramen. Die kwamen goed te pas in het waterrijke gebied rond Warga. Er worden alleen houten schepen in vermeld. Wel zijn van enige stalen schepen tekeningen bewaard gebleven die voor een gedeelte in het Skûtsjemuseum in Earnewâld zijn en voor een gedeelte nog op de werf zijn. Uit een advertentie in de Leeuwarder Courant van 17 juli 1902 is bekend dat er sinds die tijd ook staalijzeren schepen werden gebouwd, maar daar heeft Tjibbele Ates zich niet veel mee bemoeid.
Hij had hiervoor zijn beide zonen en een uitmuntende kracht in de persoon van Roelof van der Meulen,
‘Grutte Roel’. Op de werf moest men wel met deze ontwikkeling mee. In Drachten op de Langewyk liep in 1893 de eerste ijzeren praam van de helling en in het dorp adverteerde de plaatselijke smid Bonne Ottes Lantinga in 1896
“Te koop ijzeren roeischouw. Zich aanbevelend voor nieuwe ijzeren schouwen”.
Van alle schepen werden breedvoerige bestekken opgesteld. De prijs van een houten schip in 1892 bedroeg fl. 1.225,-. Het nieuwe ijzeren schip, dat ongeveer even groot was, kostte fl. 1.350,-. De prijzen tussen hout en staal ontliepen elkaar toen nog niet zo veel. De afmetingen van de houten roefschepen varieerden tussen 40 vt (11,32 m) lang en 10½ vt (2,97 m) breed tot 52 vt (14,71 m) lang en 12 vt (3,39 m) breed. De gemiddelde lengte bedroeg 13,40 m en de gemiddelde breedte 3,26 m. De tonnage varieerde van 18 tot 30 ton, met een gemiddelde van 23,2 ton.
Naast het
gezamenlijk met de familie inkopen van hout op stam, o.a. met zijn broer Pieter Ates van der Werff (*1845 - †1922) voor de werf aan de Molenwal in Gorredijk, leverde Tjibbele Ates in 1897 als onderaannemer van Wietze Tjibbeles Kamp (*1832 - †1930) van de werf Schilkampen in Leeuwarden twee eikenhouten schouwen, bestemd voor Provinciale Waterstaat Friesland voor gebruik bij bruggen. Tjibbele Ates beurde hiervoor fl. 65,- per stuk van zijn ‘oom’, terwijl Wietze ze voor fl. 70,- wegzette. Ook voor een opdracht in de winter van 1905-1906 van de gemeente Utrecht voor zes houten beerpramen, voor het vervoer van huishoudelijk afval, die hij zelf niet snel genoeg kon bouwen, werd de familie in betrokken. Twee open (fl. 380,-/st) en de overige overdekt (fl. 400,-/st), werd in gezamenlijkheid uitgevoerd. Pieter Ates, inmiddels op de werf aan de Bergumerdam, en Tjibbele Ates zwager Adrianus Jacobs van Wageningen (*1864 - †1941) in Veenwouden en hij zelf, bouwden ieder twee pramen. Ook hier een ouderwets staaltje van ondernemerschap. Een samenwerkingsverband van bedrijven om een grote order aan te nemen.
Wat financiën betreft had Tjibbele Ates niet meer de volledige vrije speelruimte na het overlijden van zijn eerste vrouw Antje Aukes. De helft van het gemeenschappelijke vermogen, als erfdeel voor de vier kinderen, diende voor hen zeker gesteld te blijven. Wel kreeg Tjibbele Ates het beheer over het erfdeel der kinderen. Om aan voldoende geldmiddelen voor het bedrijf te komen, werden de bezittingen aan onroerend goed herhaaldelijk beleend. Ook trad hij af en toe op als gevolmachtigde van de N.V. Maatschappij voor Scheepsverbanden te Amsterdam bij het opmaken van de scheepshypotheekaktes voor zijn ‘nieuwbouwklanten’. Zo kon hij verzekerd zijn van de betaling van de schepen. In 1899 kocht Tjibbele Ates opnieuw een perceel grond ten noorden van de werf ter grootte van 95 centiare voor fl. 247,-. Hierop is in 1903 een nieuw huis gebouwd, wat vanaf die tijd tot op heden wordt bewoond door de eigenaren van de helling.
Voordat Tjibbele Ates zijn vader, Ate Pieters van der Werff, de werf aan de Langewyk in Drachten verkocht en voordat hij zijn werf in 1881 te Warga begon, heeft Tjibbele Ates zijn vak geleerd op de helling aan de Langewyk. O.a. Ate Tjibbeles (*01-03-1888 te Warga - †16-09-1969 te Leeuwarden), de oudste zoon van Tjibbele Ates, heeft op zijn beurt het vak in Warga geleerd. Als onderbouw hebben zowel Ate Tjibbeles als zijn broer Auke Tjibbeles (*15-05-1892 te Warga - †17-05-1964 te Stavoren) hun ambachtsdiploma in Leeuwarden behaald. Hoewel zij hier ook plaatbewerking hebben geleerd, waren zij daardoor alléén nog niet in staat, om een plaat voor de metalen scheepshuid op een rekblok te rekken en te strekken en deze de vereiste meervoudige krommingen te geven. Terwijl van andere takken van de familie bekend was, dat zij het ijzeren scheepsbouwvak bij Mulder in Vierverlaten hadden geleerd, is er van de ‘Wargaasters’ niet bekend dat ook zij daar hun kennis hebben opgedaan. Vermoedelijk heeft in ieder geval Ate Tjibbeles zijn desbetreffende opleiding op de werf van de familie in Drachten gehad, bij Pieter Haikes aan de Langewyk. Samen met diens zonen vormden zij al als tweede generatie van ijzeren-scheepsbouwstudenten binnen de familie en hoefden daarvoor niet meer naar een werf in Groningen. Ate Tjibbeles kocht op 12 oktober 1909 een scheepstimmerwerf (en huizen) aan de Schilkampen te Leeuwarden, koopprijs fl. 5.743,- van zijn achterneef Oebele Pieters van der Werff (*1877 - †1947) te Leeuwarden.
Ook de tweede zoon Auke Tjibbeles en zijn halfbroers, zonen uit het tweede huwelijk van Tjibbele Ates met Jacobje Jans, hadden op de werf gewerkt. Auke Tjibbeles en zijn halfbroer Barteld Tjibbeles bekwaamden zich speciaal in het ijzeren scheepsbouwvak en zijn ook scheepsbouwmeesters geworden, met ieder een eigen werf. Auke Tjibbeles vestigde zich in 1918 op de scheepswerf
'De Volharding' in Stavoren, waar ook de werknemer Roelof van der Meulen, van de helling te Warga, bij Auke Tjibbeles in dienst kwam.
Naast de eerder genoemde houten schepen, brak de tijd aan dat er in ijzer gebouwd ging worden. Uit het werfboek blijkt dat Tjibbele Ates goede jaren gekend had en dat in 1901 het laatste houten schip (skûtsje) werd gebouwd. Reden hiervan zal zijn dat de ijzerbouw hier toen van start was gegaan en de houtbouw werd verdrongen. Dat de ijzeren roefschepen (skûtsjes) van Tjibbele Ates, Pieter Haikes en Ate Tjibbeles allemaal dezelfde ronde trekken vertonen, kan verklaard worden door het feit dat de opleiding van al deze heren is gebaseerd op de ‘technologie’ die gebruikt werd op de werf aan de Langewyk. Er zijn 32 skûtsjes gebouwd in Warga. Dit aantal is gebaseerd op het aantal skûtsjes dat teruggevonden is in de archieven van de scheepsmetingsdienst te Rotterdam. Deze metingen werden vanaf 1899 verricht. In 1902 werd in opdacht van Arend van Huizen uit Giekerk ‘De Twee Gebroeders’ [L 455 N] het eerste staalijzeren roefschip op de werf in Warga gebouwd. Dit roefschip kreeg een lengte van 14,58 m, 3,32 m breed en een laadvermogen van 23,245 ton. Gemiddeld werden er van 1902 tot 1914 drie skûtsjes per jaar gebouwd, waarvan nog steeds enkele in de IFKS zeilen zoals de ‘Twa Famkes’ [L 1297 N] uit 1912 van Pieter Jansma uit Beetsterzwaag. Topjaren waren 1904 en 1909 waarin er vier skûtsjes van de helling gleden. Men mag aannemen dat met de overgang op ijzeren schepen de meest gebouwde boten schouwen en pramen bleven. Pramen werden vaak ingeruild bij de bouw van een nieuwe. Zolang deze niet waren doorverkocht werden ze verhuurd.
Tjibbele Ates van der Werff was mede oprichter in 1915 van de vereniging van scheepsbouwmeesters in Friesland. Hij aanvaarde toen meteen een bestuursfunctie, als vice-voorzitter, die hij uitoefende tot 2 november 1921. In verband met zijn slechte gezondheid legde hij die functie toen neer en beëindigde tegelijkertijd het lidmaatschap van deze vereniging.
In deze jaren werd in Nederland de Kamer van Koophandel, in 1920, onafhankelijk van de gemeenten en werden ze georganiseerd in 36 regionale kamers. In 1921 kregen ze hun belangrijke openbare administratieve taak, toen de Handelsregisterwet werd ingevoerd. Het doel was en is nog steeds rechtszekerheid te bieden bij het zakendoen. Daartoe waren alle ondernemingen verplicht om hun kerngegevens in het handelsregister in te schrijven. Vooral gaat het in Nederland over zetel, eigendomsgegevens, bevoegdheidsgegevens en financiële gegevens. Nog voor dat Tjibbeles Ates in 1926 kwam te overlijden schreef hij de werf in op 12 juli 1922 in het “Handelsregister van de Kamer van Koophandel” te Leeuwarden.
Barteld Tjibbeles van der Werff
Na het overlijden van Tjibbeles Ates werd er een openbare veiling gehouden van de onroerende goederen. Bij de finale veiling op 4 mei 1927 kwam zijn zoon Barteld Tjibbeles van der Werff (*29-06-1900 te Warga - †12-03-1977 te Warga), via een stroman, in het bezit van de werf en de bijbehorende huizen. Hij werd eigenaar, voor de prijs van fl. 6.687,-, van “een
burgerhuizinge met scheepstimmerwerf, schuur, arbeiderswoningen en groot terrein”. Barteld Tjibbeles voerde de werf verder, waarbij hij de gereedschappen en machines van zijn moeder Jacobje Betten huurde die zij door een boelgoed van de roerende goederen had toegewezen gekregen op 7 mei. Op een slechter tijdstip kon hij niet beginnen. Vervoer over de weg nam toe ten koste van het vervoer over water. Boeren schakelden over op kunstmest en hoefden geen terpmodder meer te vervoeren. Het vervoer van turf uit de veenkoloniën minderde, omdat de steenkool in opkomst was en vervoerd werd met de trein. De skûtsjebouw was vrijwel gestopt. Het werk op de helling kwam stil te liggen en Barteld Tjibbeles moest zich redden met o.a. klein reparatiewerk.
In navolging van zijn vader werd nog voor de crisisjaren ook Barteld Tjibbeles in 1929 lid van de Friese Scheepsbouwervereniging. Of de crisisjaren er het gevolg van zijn geweest is niet zeker, maar hij bleef slechts tot 1935 lid. Want ook voor deze werf was de tijd van de crisis in de dertiger jaren van de twintigste eeuw een uiterst moeilijke periode. Met een minimum aan personeel heeft hij deze jaren de werf gerund. Barteld Tjibbeles broers Hendrik, Jan en Johan bleven niet bij hem in dienst en vonden ander werk. Wel was er het huwelijk in 1932 met Maaike Boeles Kooistra (*05-08-1908 te Hallum - †10-02-1997 te Leeuwarden) als lichtpuntje in deze donkere jaren. Die ook nog eens gevolgd werden door de oorlogstijd 1940-1945. Wegens materiaalgebrek kon er niet veel werk in de scheeps- en jachtbouw verricht worden. Barteld en Maaike waren des te actiever in het ondergrondse verzetswerk. Het helpen schuilhouden van joodse onderduikers en het aanleggen van een voorraad wapens en munitie, uit Grouw, op de motzolder van de hellingschuur. Door het uitlekken van de laatste activiteit werden zij ook als verdachte personen door de Duitse bezetters aangemerkt, waardoor ook zij moesten onderduiken. Op verzoek van de Gestapo werd op 7 maart 1945 een eenheid militairen van de Grenzschutz naar de werf gestuurd. Barteld Tjibbeles, Maaike en de joodse familie Cohen waren gewaarschuwd en hadden de werf verlaten. De wapens en munitie waren inmiddels in vaten in de buurt van de werf begraven, maar de Duitsers namen de gehele boekhouding en alle aangetroffen papieren, bouwtekeningen en andere documenten mee naar het bureau van de Gestapo in het Burmaniahuis in Leeuwarden. Hierdoor is de gehele administratie en al het archiefmateriaal van de werf verloren gegaan. Na vier weken keerden de mensen weer terug naar de werf. Tijdens de wederopbouw na de oorlog meldde Barteld Tjibbeles zich in 1945 weer aan als lid van de Friese Scheepsbouwervereniging, wederom voor zes jaar. Met het weer beschikbaar komen van materiaal was Barteld Tjibbeles zich na 1945 gaan richten op de bouw van stalen kruisers. Wanneer ze niet direct verkocht werden, kwamen ze in de verhuur. Barteld was hiermee na Douwe Hofstra uit Leeuwarden het tweede bedrijf in Friesland wat zich toespitste op deze tak van watersport.
Boele van der Werff
Barteld Tjibbeles van der Werff stond in Warga beter bekend onder de naam ‘Bartele’. Zijn beide zonen, Boele (*28-02-1938 te Warga) en Tjibbele (*25-06-1940 te Warga), kwamen ook bij hem op de werf werken. Tjibbele had voorheen nog zijn ambachtsschooldiploma behaald en was daarna, naast zijn werk, nog bezig met de opleiding voor leraar Nijverheidsonderwijs. Boele kwam als dertien jarige deel uitmaken van het personeel. In 1956 werd de eerste kruiser naar eigen ontwerp gebouwd, de ‘Meeuw’. In 1960 werd het laatste geklonken schip gebouwd door Tjibbele en Barteld Tjibbeles, de ‘Zeemeeuw’. Het was de tijd om ook de lastechniek nu onder de knie te krijgen. In deze periode zou één van de twee sleephellingen vervangen worden door een vaste railhelling en een verplaatsbare kleinere railhelling met lorries. Tegenwoordig is alleen de vaste railhelling nog aanwezig.
De laatste kruisers, die op de werf in Warga gebouwd werden, waren van het type “Aquanaut”, ontworpen door Dick Boon van Vripack in Sneek. Vanaf 1974 vond er geen nieuwbouw van betekenis meer plaats. Wel werd er in 1974 een terrein, ter grootte van circa 1,5 hectare, ten noordoosten van de werf, aan de vaart, gekocht. Dit was bestemd voor uitbreiding van het bedrijf.
In 1966 nemen Tjibbele en Boele het bedrijf van hun vader over. Beide broers waren inmiddels getrouwd, waardoor er woonruimte gecreëerd moest worden. In de herfst van 1968 werden daarom de hellinghuisjes afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouw. Boele betrad het werfhuis en Tjibbele betrok de nieuwe woning. Na het overlijden van Barteld Tjibbeles in 1977, hebben de broers Boele en Tjibbele nog enige tijd samen het bedrijf verder gevoerd. Gebrek aan tijdige boedelscheiding en aan duidelijke afspraken betreffende ieders verantwoordelijkheden leidde er uiteindelijk toe, dat jachtbouwer Tjibbele er de voorkeur aan gaf om zijn capaciteiten elders in te zitten. Boele kreeg zo alleen de leiding over het afgeslankte bedrijf, dat geregistreerd stond tot 1 september 1991 als “scheepsbouwbedrijf”. Op het werfterrein werd in 1988 een jachthaven aangelegd en tevens voorzien van een trailerhelling. Behalve door zijn vrouw Sjoukje de Boer (*04-03-1935 te Opeinde), werd hij ook geassisteerd door zijn dochter Jantje en haar man Pieter Klazes Postma. Per 1 september 1991 werd “met winterberging” aan de bedrijfsomschrijving toegevoegd. Boele bouwde het familie-eigendom, in navolging van zijn vader, om tot een verhuurbedrijf met acht kruisers.
Jantje (Jannie) van der Werff
Heette de werf eerst
‘De Onderneming’, daarna
‘Scheepswerf Van der Werff’, nu wordt het bedrijf onder de naam
‘Jachtwerf Van der Werff’ geleid door de oudste dochter van Boele van der Werff: Jannie Postma-Van der Werff (*07-11-1966 te Leeuwarden) en Pieter Klazes Postma (*28-01-1965 te Wartena). Na het overlijden van Boele’s moeder Maaike, werden de activiteiten aanzienlijk uitgebreid. Ten noordoosten van de werf werden campingfaciliteiten ingericht en werd er een overdekte loods gebouwd. Wat de technische werkzaamheden op de werf betreft, ging men zich hoe langer hoe meer toeleggen op renovatie en restauratie van oude schepen. Per 1 januari 2001 trok Boele zich uit de zaak terug, ten gunste van zijn dochter Jannie en schoonzoon Pieter Klazes.
De oude werkplaats op de werf in Warga is nog steeds in gebruik, hoewel loodzware oude machines als de plaatschaar en de ponsmachine wel aan de kant geschoven zijn. Opvallend is de lage werkbank. Meer ruimte was er destijds niet en de mensen waren kleiner van stuk, vermoedt Wargaaster Sjoerd L. Spijkstra, die o.a. het verleden van de werf uitploos. Daarbij werd hij geholpen door vondsten die Jannie en Pieter Postma zelf deden. Zo stuitten zij op een ijzeren varkenstrog, maar ook op een ouderwets ‘urenbriefje’. Op een houten plank stond met krijt geschreven:
“2 uur aan de boot van de heer F. de Jong, reparatie, fl. 2,50”. De herkomst van de varkenstrog werd al snel duidelijk toen Spijkstra oude advertenties ontdekte. De trog stamt uit de tijd dat Tjibbele Ates zijn zoon Barteld Tjibbeles van der Werff de eigenaar was en moeilijke tijden doormaakte. Hij pakte dan ook alles aan om van werk voorzien te zijn. Dus adverteerde hij ook met ‘solide gegalvaniseerde ijzeren varkenstroggen’. Jannie Postma stelt dan ook dat het bedrijf de naam ‘De Onderneming’ eer aan heeft gedaan.
„It hat in hiele ûndernimming west om steande te bliuwen.” De voorganger van Bartele, Tjibbele Ates, en oerpake van Jannie had het gemakkelijker.
Onder Tjibbele Ates kende de werf ook de meeste personeelsleden. Zeker acht zijn er bekend. Nu werken de Postma’s al jaren met één vaste kracht, Jelle van Wijngaarden. Boten worden er allang niet meer gemaakt op de Nieuwe Hoek. In 1973 gleed het laatste zelfgebouwde schip van de helling, de stalen kruiser ‘Ivoormeeuw’ met een lengte van 9,50 m. Tegenwoordig zijn er nog twee kruisers in de verhuur. Daarnaast bestaat het bedrijf uit een winterstalling voor schepen, jachthaven en stacaravanpark met twintig plekken en worden er boten gerestaureerd en gerepareerd.
In 2008 keerde één skûtsje terug naar de werf waar het ooit is gebouwd door waarschijnlijk Ate Tjibbeles en zijn broer Auke Tjibbeles. Pieter Klazes Postma werd eigenaar van het skûtsje dat in 1908 op de werf was gebouwd. Het kreeg een bijzondere naam, ‘it Erfskip’ [L 1084 N].
Laatst gewijzigd op: 11 augustus 2015